Appeltaart (2)  

Benodigdheden:

400 gram zelfrijzend bakmeel + extra om te bestuiven
1 ei gesplitst
250 gram witte basterdsuiker
1 citroen schoongeboend
250 gram koude boter
8 appelen (goudrenet)
2 theelepels kaneel
150 gram amandelspijs
2 eetlepels abrikozenjam

Zo maak je het klaar:

Doe het bakmeel, eiwit, 200 gram suiker en een mespunt zout in een kom. Rasp de gele schil van de citroen erboven. Snijd met 2 messen de boter erdoor totdat een kruimelig deeg ontstaat. Kneed met koele hand snel tot een deegbal. Druk plat, verpak in vershoudfolie en leg 1 uur in de koelkast. Verwarm de oven voor op 175 °C. Bestuif het werkblad, de deegroller en de deegbal met bakmeel en rol 2/3 van het deeg met de deegroller uit tot een plak van 1 cm dik. Steek er met de springvorm een cirkel uit en leg die op de bodem van de vorm. Bekleed met de rest van het uitgerolde deeg de randen. Schil en snijd de appels in kwarten, verwijder het klokhuis, snijd ze in stukjes en doe in een kom. Meng de kaneel en 50 gram suiker erdoor. Meng de helft van het eigeel door de amandelspijs en verdeel over de bodem. Schep de appels erop. Rol de rest van het deeg uit met de deegroller. Snijd in repen van 2 cm breed en leg die in een ruitpatroon op de vulling. Bestrijk met de rest van het eigeel. Bak de taart ± 1 uur iets onder het midden van de oven. Bestrijk de taart direct uit de oven met de abrikozenjam. Laat afkoelen in de vorm.